HET TWEEDE HOOFDSTUK VAN HET
ZEVENTIENDE WOORD
(voetnoot)*
Hou op met dat hopeloze geklaag. Stel na die ramp je vertrouwen in Hem.
Want geklaag maakt die ramp erger. Het veroorzaakt een ramp en dat is pas erg.
Ë
Als jij degene vindt die jou de ramp geeft; weet dan dat de ramp een groot geschenk, een goede tijd is.
Laat dat geschreeuw achterwege. Wees dankbaar. Het lijkt op een nachtegaal en lacht altijd van plezier zoals de rozen.
Ë
Wanneer je Hem niet vindt; weet dan dat de hele wereld een plaag, een vernietiging en een leegte is.
Waarom klaag je over een kleine plaag, terwijl er zoveel plaag op je wacht. Kom, vertrouw in God.
Ë
Lach met je vertrouwen in het gezicht van de plaag, zodat die jou ook toelacht.
Al lachend wordt het kleiner en verdwijnt het.
Ë
Weet o egoïst; geluk in deze wereld vindt men door deze wereld achter je te laten.
Als je gelooft in God is dat genoeg, ook al heb jij je gezicht van alle dingen weggedraaid, dan nog staan ze allemaal aan jouw zijde.
Ë
Als je alleen in jezelf vertrouwt; dan is dat vernietiging. Wat je ook doet alles stelt zich tegen je.
Dit betekent dat je het achter je moet laten in beide situaties op deze wereld.
Ë
Achterlaten houdt in: kijken naar het bezit van Allah met Zijn wil en Zijn naam…
Wanneer je goede zaken wilt doen, dan doe je dat door dit voorbijgaande leven te veranderen in een eeuwige.
Ë
Wanneer je ego je verlangen is, is dat rot en zonder fundament…
Liggen je wensen voorbij de horizon; zie dan de stempel van sterfelijkheid erop gedrukt.
Ë
Dit betekent dat het waardeloos is om het te hebben. Alles is verrot in deze winkel.
Ga daarom verder… Goede spullen ligger erachter opgesteld…
* De delen in dit tweede hoofdstuk lijken op gedichten, maar zijn dat niet. Ze zijn niet met opzet in poëzie geschreven. Ze hebben waarschijnlijk vanuit het gezichtspunt van de absolute ordening van deze werkelijkheden op een of andere manier de vorm van poëzie aangenomen.