Dat wil zeggen: dat de mens met zijn piepkleine maatstaven en kunstwerken de alomvattende kenmerken, universele handelingen en oneindige manifestaties van de Schepper kan begrijpen. En Hij creëert hem op aarde als het fijnste, meest verwende en meest machteloze wezen. Desondanks heeft Hij hem boven alle planten en dieren van de aarde gesteld als een soort ambtenaar, die kan ingrijpen in hun lofprijs en verering. Hij gebruikt de mens op kleine schaal als vertegenwoordiger van Zijn zaken die Hij voortbrengt in het universum en laat Zijn heerschappij door zijn daden en woorden verkondigen. En Hij geeft hem de voorkeur boven Zijn Vahid-i kiyasi is een soort liniaal. Want iets wat grenzeloos en alomvattend is, heeft geen einde en grens. Vandaar dat je dit niet kunt omvatten en het evenmin kunt vormen. En de essentie ervan is onbegrijpelijk. Bijvoorbeeld: constant licht zonder donker is onbegrijpelijk en onvoorstelbaar. Wanneer er met een echte of een denkbeeldige duisternis een grens om het licht wordt getrokken, dan is constant licht wel te begrijpen. Gods wetenschap, macht, eigenschappen en ook namen zoals 'Alwijze' en 'Barmhartige' zijn alomvattend, grenzeloos en weergaloos. Vandaar dat je ze niet kunt bevatten en ze zijn onbegrijpelijk en onvoorstelbaar. In dit geval hebben ze geen einde en grens. Hierom moet men in gedachte een grens trekken om ze te begrijpen. En dit doet ego ('ik'). Ego bedenkt een denkbeeldige heerschappij, eigendomsrecht, macht en wetenschap en zo trekt ego een grens. Ego geeft hiermee aan die alomvattende namen, eigenschappen en kunstwerken van God een denkbeeldige grens. Tot hier is van mij en de rest is van God en ego begint ze te verdelen. Met zijn piepkleine voorbeelden begint ego langzaam Gods macht, kracht en wetenschap te kennen. Bijvoorbeeld: met zijn denkbeeldige heerschappij over zijn gebied, begrijpt ego de heerschappij van de Schepper van alle creaties. En met zijn schijnbare eigendomsrecht begrijpt ego de ware Eigenaar van alles. Ego zegt als voorbeeld: 'Ik ben de eigenaar van dit huis, zo is de Schepper eigenaar van dit universum.' Met zijn piepkleine wetenschap begrijpt ego Gods wetenschap; en met zijn piepkleine kunstwerk begrijpt ego Gods perfecte kunstwerk. Bijvoorbeeld: ik heb dit huis gemaakt en geordend. Dan heeft ook iemand dit aardse huis (de wereld) gemaakt en geordend ? gegeven. - Is het dan ooit mogelijk dat Hij hierna niet engelen en heeft hem de rang van een kalief de eeuwige gelukzaligheid aan de mens geeft, hoewel het doel, het resultaat en de vrucht van alle genoemde opdrachten die eeuwigheid is? Zou Hij de mens daarna naar het slechtste, armste, zwaarst beproefde en meest beklagenswaardige niveau gooien - de laagste trede voor Zijn schepsels? Zou Hij tegelijkertijd het verstand van de mens, dit buitengewone, stralende werktuig en geschenk der wijsheid voor die hulpeloze, in een rampzalig en duister pijnigend apparaat veranderen? Zou Hij zulke onbarmhartigheid verrichten die totaal tegenstrijdig is met Zijn alomvattende wijsheid en barmhartigheid? Nee, absoluut niet! Kortom: we hadden in het voorbeeldverhaal het legitimatiebewijs en zaakboekje van een officier bekeken. En we zagen zijn rang, taak, loon, uitrusting en instructies. Hierom wisten we dat deze officier niet bedoeld was voor deze tijdelijke plaats, maar dat hij naar een blijvend rijk ging waar hij zelf voor werkte. Op dezelfde wijze onderzoekers beweren volkomen de ontdekkers eensgezind dat en de aanwijzingen in het boek van het mensenhart en de gevoelens in het boek van zijn verstand en de uitrusting in zijn aanleg bedoeld en gegeven zijn voor die eeuwige wereld van gelukzaligheid en gezamenlijk op gericht zijn.