In de eerste vorm verloochent het ongeloof dat wat er voorhanden is. Oftewel het niet accepteren van het bewijs.
Dit is onwetendheid, ongeldigheid en gemakzucht. Deze visie blijft ook buiten onze beschouwing.
In de tweede vorm accepteert het ongeloof het voorhanden zijnde niet. Met zijn hart bevestigt het ongeloof hetniet-bestaan. Wat deze vorm betreft is het een oordeel, een aanname en een stelling. En omdat het een stelling is, moet het ongeloof bewijzen wat het bestrijdt.
Wat ontkennen betreft zijn er ook twee mogelijkheden:Ten eerste zegt het: “In een bepaald bereik of op een bepaalde manier is het er niet.” Deze vorm is te bewijzen en blijft daarom ook buiten beschouwing.
Ten tweede verloochent en ontkent het de algemene, heilige en eeuwenoude geloofsopvattingen die betrekking hebben op het heden, het hiernamaals, het heelal en de eeuwen die gekomen en gegaan zijn. Deze ontkenning is, zoals we in het eerste voorbeeld al hebben verklaard, helemaal niet te bewijzen. Om zulke ontkenningen te bewijzen is het nodig een gezichtsvermogen te hebben die het bestaan, het hiernamaals en alle hoeken en plaatsen van de eindeloze tijd ziet.
De twee feiten van de tweede strijdvraag:
Het eerste feit in het materialisme, grote zaken zoals oneindigheid, de Grootheid van God en Zijn alles omvattendheid niet kunnen bevatten, doen ze deze met de hoogmoed, die uit hun wetenschap voortkomt, ontkennen en verloochenen. Ze kunnen met hun vastgeroest en op hol geslagen verstand en hun kapotte en op geestelijk gebied dode harten de brede, veel omvattende en inhoudelijke zaken van het geloof niet accepteren. Ze stellen zichzelf vijandig tegen het geloof op, gooien zichzelf in het ongeloof en verdrinken erin.
Wanneer ze oplettend kijken naar de betekenis van hun eigen ongeloof en de essentie van hun vijandschap tegen de Islam, zullen ze zien dat – in tegenstelling tot het geloof met haar acceptabele, passende en nodige grootheid honderden onmogelijkheden, moeilijkheden en bezwaren zich in hun ongeloof verbergen.
------------------------------------------------
1 Het tweede feit van de tweede strijdvraag is door de schrijver niet aangehaald. (de vertaler)