De Versluiering Het vasten | De Versluiering Het vasten | 12
(1-50)

Natuurlijk waren Bediüzzaman en zijn studenten zeer gelukkig om hun boeken terug te ontvangen die voor zoveel jaren in beslag genomen waren. Zodoende werd in 1958 de Risale-i Nur voor het eerst officieel in Ankara gedrukt. Eerst verscheen "Sözler" (de Woorden), "Mektûbat" (de Brieven), "Lem'alar" (de Flitsen), "Tarihçe-i Hayat" (de biografie van Bediüzzaman) en uiteindelijk werden alle delen van de Risale-i Nur gedrukt. Eerst in Ankara en vervolgens ook in Istanbul. Met toestemming van de overheid konden de boeken voortaan vrij gedrukt en verkocht worden. Bediüzzaman zei op dit gelukkige moment: "Dit is te beschouwen als een feestdag voor de Risale-i Nur. Nu ben ik gelukkig en ben ik bereid om naar het hiernamaals te vertrekken."

Na 25 jaar bezocht Bediüzzaman opnieuw Barla, het dorp waar de Risale-i Nur voor het eerst werd geschreven.

Hij herleefde daar de acht jaar die had doorgebracht en zag in gedachte al zijn loyale vrienden en helpers van die tijd. Hij zag nogmaals de plaatsen waar hij goddelijke ingeving en inspiratie had gekregen. Hij kon zijn tranen niet bedwingen toen hij dichter en dichter bij de eerste Medrese-i Nuriye kwam. Hij omhelsde de boom tegenover zijn huis en huilde tranen van vreugde. Destijds bracht Bediüzzaman in de kruin van de boom veel tijd door en verrichtte tot aan de ochtendgloren vele gebeden en smeekbedes. In 1959, op verzoek van zijn studenten, bezocht Bediüz-zaman Ankara en verbleef daar drie dagen in het "Beyrut Palas Hotel". Hij riep zijn belangrijkste studenten bijeen en gaf hen zijn laatste instructies. Een paar maanden later ging hij opnieuw naar Ankara. Dit keer werd hij bezocht door vele afgevaardigden van de Nationale Assemblage, die hem, vanuit islamitisch standpunt, om raad vroegen. Twee maanden later bezocht hij Istanbul, maar verbleef

daar  niet  lang.  In  februari  1960,  twee maanden  voordat  hij  kwam  te  overlijden,  ging  hij  opnieuw  naar  Ankara. Maar de toen contra-islamitische regering hield hem tegen en liet Bediüz-zaman omkeren. Bediüzzaman betreurde het besluit en keerde terug naar Emirdağ. Tenslotte reisde hij naar Isparta om enkele dagen later te beginnen aan zijn laatste reis naar Urfa. In de nacht van 23 maart 1960, destijds de 25ste nacht van de Ramadan, overleed Bediüzzaman en verliet dit vergankelijk leven om af te reizen naar het eeuwige koninkrijk van de meest barmhartige God.

Op 12 juli 1960 werd zijn graf geopend en zijn lichaam per vliegtuig overgeplaatst naar een onbekende plek.

Op zijn grafsteen staat het volgende:

Van een smekeling Mijn vernietigd graf waarin omhoog worden gestapeld, negenenzeventig dode Said's met zijn zonden en verdriet.

De tachtigste is de grafsteen van mijn graf; Bij elkaar huilen zij om de verval van de Islam.

Samen met mijn grafsteen en het jammerende graf van de overleden Said's, ga ik naar het gebied van de toekomstige morgen.

Ik ben er zeker van dat de hemelen van de toekomst en Azië, zich samen aan de schone, stralende hand van de Islam zal overgeven.

Want het belooft de welvaart van het geloof; Het belooft vrede en veiligheid aan de mensheid.

geen geluid