Dus wanneer een mens vertrouwt op zijn ego, dit wereldse leven als het doel voorstelt, met zijn zorgen voor levensonderhoud werkt voor zijn eigen voorbijgaand genot, zal hij in een heel smal gebied verdringen en verdwalen. Alle apparaten, zintuigen en gereedschappen die hem zijn gegeven, zullen over hem klagen en bij de dag van de opstanding aanklager worden en tegen hem getuigen. Wanneer hij beseft dat hij een bezoeker is en de schatten van zijn leven gebruikt op een manier die door het Vrijgevige Wezen toegestaan is, zal hij op grote schaal goed werk verrichten voor het eeuwige leven en zal daar rustig ademen en uitrusten. Daarna kan hij naar de hoogste verhevenheid gaan.
Tevens zullen alle eigenschappen en zintuigen die aan de mens zijn gegeven tevreden zijn over hem en op de Dag des Oordelen voor hem getuigen. Voorzeker zijn deze eigenaardige zintuigen niet aan de mens gegeven voor deze wereld, maar voor een erg belangrijk, eeuwig leven. Want wanneer wij de mensen met de dieren vergelijken zien wij dat de mensen erg rijke eigenschappen en zintuigen hebben. Hiermee overtreft hij honderdmaal een dier. Maar wat zijn vermaak in deze wereld en zijn leefpatroon betreft, valt hij honderd keer lager dan een dier. Dit komt omdat in al het vermaak sporen van verdriet aanwezig zijn. De smart van het verleden, de angst voor de toekomst en het leed door het verloren gaan van elk vermaak bederft zijn plezier en laat in elk plezier een spoor achter. Maar dit is niet het geval bij de dieren. Zij beleven een smarteloos genot en plezier. Zij trekken zich niets aan van het leed uit het verleden en zij laten zich niet afschrikken door de toekomst. Zij leven in vrede, slapen in vrede en bedanken hun Schepper voor alles.
Dit houdt dus in dat wanneer de mens zich met al zijn krachten op deze wereld richt hij desondanks honderd maal lager valt dan een mus. Al is de mens honderd maal rijker dan dat dier en ook al is hij voor de meest verheven plaats in het bestaan geschapen. Deze werkelijkheid heb ik op een andere plaats met een voorbeeld duidelijk gemaakt, maar het komt nu ook ter sprake dus zal ik het voorbeeld nog een keer aanhalen. Het is als volgt:
Een Heer geeft zijn dienaar tien goudstukken en beveelt hem om van speciale stof een kostuum te laten maken. Aan zijn andere dienaar geeft hij duizend goudstukken en schrijft op een papiertje bepaalde dingen waarna hij het papiertje in zijn zak stopt en hem naar de markt stuurt. Zijn eerste dienaar koopt van die tien goudstukken een kostuum dat van prachtige stof gemaakt is. Maar zijn tweede dienaar beging een stommiteit. Hij keek naar de eerste dienaar en zonder verder aandacht te schenken aan het briefje dat in zijn zak was gestopt gaf hij duizend goudstukken uit voor een kostuum. De oneerlijke verkoper gaf een kostuum van de slechtste stof. Daarna ging deze dienaar naar zijn Heer, kreeg daar een flinke berisping en moest een zware straf uitzitten.
Kijk! Iedereen die een beetje verstand heeft begrijpt dat die duizend goudstukken die aan die tweede dienaar werden gegeven niet bedoeld waren om een kostuum te kopen. Zij waren bedoeld om er belangrijke handel mee te verrichten.
Zo moeten we onze spirituele zintuigen en menselijke eigenschappen ook zien. In vergelijking met een dier zijn we honderd maal rijker. Wat stelt bijvoorbeeld het zintuig van een dier voor dat maar op één of twee gebieden de mens overtreft in vergelijking met eigenschappen en zintuigen zoals het menselijke oog dat alle stadia van de schoonheid kan onderscheiden en de tong die van alle verschillende gerechten de speciale en eigen, kenmerkende smaak kan onderscheiden en het menselijke verstand dat de fijnste punten van de werkelijkheid kan bevatten en het menselijke hart dat behoefte heeft aan alle vormen van perfectie? Er is alleen maar één verschil: een dier is in een voor haar noodzakelijke handeling (alleen maar één speciaal zintuig dat zij hard nodig hebben) verder ontwikkeld dan de mens. Maar die ontwikkeling heeft alleen op dat dier betrekking.