Het geheim waarom een mens zo rijk is aan zintuigen ligt in zijn verstand. Door zijn hersenen en zijn verstand hebben de eigenschappen en zintuigen zich veel meer kunnen ontwikkelen. En door de vele verscheidene behoeften van de mens hebben zich verschillende gevoelens ontwikkeld en zijn hun eigenschappen zich gaan opsplitsen. En door de oorspronkelijke betrokkenheid met alles zijn er voor vele doelen verschillende verlangens opgeroepen en doordat de mens veel natuurlijke taken heeft, hebben zijn organen en zintuigen zich veel beter weten te ontwikkelen. Hij is oorspronkelijk geschapen met het vermogen om alle soorten Godsdienstoefeningen te verrichten en hij heeft een vermogen gekregen dat de zaadjes van alle soorten perfecties bevat. Nu kun je wel begrijpen dat zoveel rijkdom aan eigenschappen en een dergelijk groot kapitaal zeker niet is gegeven voor studie in dit gebrekkige, voorbijgaande, aardse leven. Het is gegeven om de oorspronkelijke opdracht van de mens te vervullen en tegemoet te komen aan de opdrachten die betrekking hebben op talloze doelstellingen en om in de vorm van zijn Godsdienst zijn behoefte, zwakte en fouten te verkondigen en om met zijn omvattend gezichtsvermogen de lofprijzingen van het bestaan te zien en deze te betuigen en om in de Goddelijke giften de tegemoetkoming van de Barmhartige te zien en dank uit te drukken en om de wonderbaarlijke kracht van de Heer, die in Zijn schepping tot uiting komt, te aanschouwen en met verbaasde blik hierover na te denken.
O aanbidder van deze wereld en het wereldse leven. O dwaas mens dat niets van het geheim van de meest verheven plaats af weet! De werkelijkheid van dit wereldse leven heeft de oude Said in een denkbeeldige gedachte waargenomen. Luister naar het voorbeeld dat hem in de nieuwe Said deed veranderen.
Ik zag mezelf als een reiziger op een lange reis. Oftewel ik werd ergens naartoe gestuurd. Mijn koning gaf me telkens een deel van de zestig goudstukken die Hij voor mij had gereserveerd. Ik gebruikte dit geld en kwam bij een erg gezellige herberg aan. Hier besteedde ik in één nacht tien goudstukken voor gokken, genot, plezier en andere vergelijkbare zaken. De volgende morgen, vroeg in de ochtend, had ik helemaal geen geld meer over. Ik kon geen zaken meer doen en had niets kunnen kopen voor op mijn eindbestemming. Het enige dat ik van dat geld over had was de ellende, de zonde, het verdriet, de pijn en de wonden die het genot teweeg hadden gebracht. Opeens, toen ik in die verdrietige toestand zat, verscheen er een persoon voor mij. Hij zei tegen mij: “Je hebt je hele vermogen verspild en een goed pak slaag verdiend. Je gaat nu met lege handen naar je bestemming toe, maar als jij je verstand gebruikt, is de deur van vergiffenis open. Leg de helft opzij van de vijftien goudstukken die jou nog gegeven zullen worden. Dat wil zeggen dat je bepaalde zaken moet kopen die je op de plaats van bestemming nodig zult hebben.” Ik luisterde naar mijn ego en zag dat het niet tevreden was. Hierop zei deze persoon: “Eén derde deel.” Hier wilde mijn ego ook niets van weten. Daarna zei hij: “Eén vierde deel.” Maar ik zag dat mijn ego de gewoontes waaraan het verslaafd was geraakt niet op wilde geven. De persoon draaide zich kwaad om en ging weg.