Het Elfde & Tweeëntwintigste Woord | Het Elfde & Tweeëntwintigste Woord | 23
(1-27)
Jazeker, dit bestaan, van de atomen tot aan de sterren, het zij individuen of soorten, het zij groot of klein, is aangekleed met een fantastisch hemd, gemaakt van een stof van wijsheid en versierd met vruchten, doelen, gunsten tot nut van het algemeen. Dit hemd, dit wijsvolle lichaam is als een beschermend kledingstuk versierd met goedgunstigheid en vrijgevigheid en afhankelijk van ieders lichaam precies op maat gemaakt. En op dat beschermende kledingstuk met deze versieringen zijn tekenen van barmhartigheid geplaatst die verlicht zijn met stralen van liefde, vrijgevigheid, genegenheid en goedgunstigheid. En naast deze verlichte en versierde tekenen die ons worden aangeboden, is er een grote tafel gedekt die voldoende is voor alle soorten levende wezens op het aardoppervlak en aangepast is aan de behoeften van al deze schepselen. Kijk hoe deze werken, zo stralend als de zon, verwijzen naar God en Hem tonen in Zijn absolute Schoonheid, grenzeloze Wijsheid, Vrijgevigheid, Barmhartigheid en Weldoening. Is dat zo? Heeft alles behoefte aan levensonderhoud? Jazeker, zoals een individu levensonderhoud nodig heeft en er behoefte aan heeft dat zijn leven voortduurt, zien we dat het hele bestaan op deze wereld, vooral wanneer het levende wezens zijn, of het nu de hele groep is of een deel van een groep, of het nu samen is of alleen, ze hebben er spiritueel en materieel allemaal veel behoefte aan en hebben het nodig dat zij bestaan, dat zij blijven bestaan, dat zij leven en dat zij blijven leven. Terwijl door hun armzaligheid en behoeftigheid er zoveel dingen zijn die ze nodig hebben, zien wij dat hun hand niet reikt tot aan de eenvoudigste behoefte en hun kracht niet toereikend is voor hun simpelste wens. Desondanks zien we dat al hun wensen en hun spirituele en materiële behoeften volgens het vers “…van waar hij het niet verwacht…”[65:3] uit onverwachte plaatsen, in absolute ordening, op het juiste moment, op een gepaste manier en met perfecte wijsheid in hun handen wordt gegeven. Deze armzalige en behoeftige schepselen, de manier waarop ze worden geholpen en vanuit het verborgene te hulp worden geschoten laat dit dan niet zien dat dit als een zon wijst naar God, de Wijze Vormer in Zijn Verhevenheid, God, de Wijze Planner in Zijn Barmhartige Schoonheid?

ACHTSTE FLITS: Wanneer een zaadje van welke plant dan ook in de grond van een stukje land wordt geplant, is dit zeker een bewijs ervoor dat dit land onder de hoede van de eigenaar van dat zaadje valt. Tevens laat dit zien dat dit zaadje onder de hoede valt van de bewerker van dit land. Net als in dit voorbeeld: De akker van kunstvolle schepselen die men elementen noemt, laten met hun overkoepelende eenheid en eenvoud samen met hun grote aantallen en omvattendheid duidelijk zien dat ze onder de heerschappij vallen van één enkele Kunstenaar die op wonderbaarlijke wijze creëert. Daarnaast laten de planten en dieren, de barmhartige vruchten, krachtvolle wonderen en wijsvolle woorden die men schepselen noemt en die op veel plaatsen, op elkaar lijkend, worden verspreid en overal worden gevestigd, duidelijk zien dat ze onder de heerschappij vallen van één enkele Kunstenaar die op wonderbaarlijke wijze creëert. Alsof elke bloem, elke vrucht, elk dier ieder een zegel, een stempel, een merkteken is. Waar ze zich ook bevinden, ze vertellen allemaal met de taal van hun uitstraling: “Degene van Wie ik een merkteken ben, is deze plaats tevens Zijn Kunstwerk. Degene van Wie ik een zegel ben, is deze ruimte tevens zijn brief. Degene van Wie ik een stempel ben, is dit land tevens Zijn weefsel. Dit betekent dus dat de vorming van het simpelste schepsel alleen bestemd is voor Degene die alle elementen onder zijn heerschappij heeft. Het organiseren en in stand houden van het simpelste dier is alleen bestemd voor de opvoeder en vormer die alle dieren, planten en schepselen in Zijn macht heeft. Degene die niet blind is, ziet dit. Jazeker, elk individu zegt tegen zijn soortgenoten met de taal van gelijkenis en overeenkomst: “Mijn eigenaar kan alleen degene zijn die eigenaar is van al mijn soortgenoten en niemand anders.“ Elke soort, samen met de andere soorten, zegt met de taal van verspreiding over het aardoppervlak: “Mijn eigenaar kan alleen degene zijn die eigenaar is van het hele aardoppervlak en niemand anders.” De aarde samen met de andere planeten zegt met de taal waarop ze aan de zon zijn verbonden en met de taal waarop ze elkaar in het heelal bijstaan: “Mijn eigenaar kan alleen Hij zijn die eigenaar is van het hele bestaan en niemand anders.” Stel je eens voor dat iemand tegen een appel die een bewustzijn heeft, zegt: “Jij bent mijn kunstwerk.” Die appel zal dan met de taal van zijn gedaante zeggen: “Zwijg! Wanneer jij de kracht hebt om alle appels over de aardbodem te vormen, in staat bent om gezag uit te oefenen op al mijn soortgenoten, alle vruchten verspreid over de aardbodem en tevens de Barmhartige geschenken die met een boot uit de schatten van barmhartigheid komen, dan pas kan jij heerschappij over mij toe-eigenen." Dit zal die appel zeggen waarna het de mond snoert van die dwaas.

NEGENDE FLITS: We hebben nu een aantal zegels, stempels en merktekens aangetoond die te zien zijn in kleine dingen en kleine groepjes hiervan, grote dingen en grote groepen hiervan, het hele bestaan, het leven, de levende wezens en het geven van leven. Nu gaan we van de ontelbare merktekenen die in een soort te vinden zijn één merkteken verduidelijken.

Jazeker, wanneer de ontelbare vruchten van een fruitboom vanuit één centrum, volgens één wet, volgens één vorming worden beheerd zullen de inspanningen, de hindernissen en de onkosten zover vergemakkelijkt worden dat het vormen van talloze vruchten gelijk is aan het vormen van één vrucht. Dit betekent dus dat voor elke vrucht die wordt voorzien vanuit talloze, verschillende centra’s net zoveel inspanning, onkosten en werktuigen nodig zijn als voor de hele boom.
geen geluid