Het Grootste Teken | Het Grootste Teken | 34
(1-61)

En met de kracht en overvloed aan geloof van deze vertegenwoordiger  wordt de grote Islam bij elkaar verzameld en  wordt de vertegenwoordiger verheven tot de plaats van kab-i kavseyn (een plaats tussen het mogelijk zijn en het oneindige) en komt hij in gesprek met de Enige en Enkele (samed) en wordt de Qur'an geopenbaard. De Qur'an die van het geluk in de twee werelden kennis geeft, over het doel dat schuilt achter de schepping van het bestaan vertelt, over de Goddelijke bedoelingen van zijn vraagstukken bericht,  alle  waarheden  van  de  Islam  vertelt,  verklaart  en  door  zijn  vertegenwoordiger  met  sterkste  en  breedste overtuiging wordt geaccepteerd.

En van de Qur'an die alle hoeken en uiteinden van dit grote heelal toont alsof het een plattegrond, een uurwerk, een huis is en ons de Kunstenaar, Degene Die dit alles heeft gemaakt, door zijn onderwijs laat kennen, is het zeker niet mogelijk dat er van hem, de Qur'an wiens overlevering een wonder is, een gelijke wordt gemaakt. Het niveau

van zijn wonderlijkheid is zeker niet te bereiken. En de erg wijze en goed oplettende wetenschappers die de Qur'an becommentariëren en een groep die zelfs een

30-delig,  een  40-delig  of  zelfs  een  70-delig  Qur'an  commentaar  hebben  geschreven,  hebben  de  onuitputtelijke goedhartigheid, de oogverblindende schoonheid, de geheimzinnige bijzonderheid en de betekenisvolle uitdrukkin

gen met bewijzen en geschriften aangetoond, net zoals de vele verborgen berichten van al het ongeziene. En ook de Risale-i Nur heeft met elk van zijn 130 delen een weldadigheid, een schoonheid van de Qur'an met onweerlegbare bewijzen aangetoond en vooral in de "uiteenzetting over de wonderen van de Qur'an", die met te

kenen uit de Qur'an over treinen en vliegtuigen bericht, welk een wonder voor de maatschappij zijn en de "tweede uiteenzetting van het 20  ste woord" en de "eerste lichtstraal" die de naam "tekenen uit de Qur'an" draagt en ons de verzen verklaart die naar de Risale-i Nur en naar elektriciteit verwijzen. En de acht kleine brieven (Risale) die de naam "tekenen uit de hemel" dragen en ons leert dat de letters in de Qur'an doordacht geordend zijn, vol geheimen zitten en heel betekenisvol zijn. En de kleine Risale die met het laatste vers uit het hoofdstuk "de overwinning" op vijf verschillende manieren zijn wonderlijkheid met berichten uit het verborgene bewijst. En de Risale-i Nur verklaart  met  elk  deel  een  waarheid,  een  lichtstraal  van  de  Qur'an  en  bewijst  hiermee  dat  de  Qur'an  geen  gelijke heeft en dat de Qur'an een wonder, iets buitengewoons is en dat zijn taal die we in deze wereld zien, uit het ver

borgene komt en het woord is van Degene Die kennis heeft over alles wat er zich in de verborgen wereld bevindt.

En hiermee is de Qur'an verzegeld.

Het is dus vanwege de bovengenoemde voortreffelijkheid en kenmerken van de Qur'an, die in zes punten, op zes manieren  en  op  zes  verschillende  niveaus  zijn  aangetoond,  dat  zijn  onderdanig  en verlichtend rijk, zijn grote en heilige koningschap het aangezicht van de eeuwen, en zelfs het aardoppervlak al dertienhonderd jaar verlicht en hiermee  doorgaat.  En  het  is  vanwege  deze  eigenschappen  dat  elke  letter  van  de Qur'an op zijn minst voor tien goede daden telt en tien eeuwige vruchten met zich meebrengt, en van sommige verzen en hoofdstukken geeft elke letter zelfs honderd, duizend of zelfs nog veel meer vruchten. En tijdens heilige dagen en nachten is het licht, de beloning en de waarde van elke letter zelfs een tienvoud. Hieruit begreep de reiziger wat voor een heilig voorrecht

men kan verwerven en zei tegen zijn hart: "Deze Qur'an, die in elk opzicht een wonder is, heeft met behulp van de hoofdstukken, de verzen, de overeenstemming van de verlichtende geheimen, zijn vruchten en sporen, de aanwezigheid van de Noodzakelijk Bestaande met Zijn éénheid, eigenschappen en namen aangetoond en zo goed met feiten bekrachtigd dat de bron van de talloze getuigenissen van de gelovigen in deze getuigenis terug te vinden is. Als toespeling op de lessen over de éénheid en het geloof wordt er op de zeventiende trede van de eerste uiteenzetting het volgende gezegd: 

geen geluid