Het Drieëntwintigste Woord | Het Drieëntwintigste Woord | 14
(1-50)
Tot slot: de mens kan wat kwaad en vernietiging betreft eindeloze vernielingen aanrichten, maar voor goedheid  en opbouw heeft het maar weinig of beperkte krachten. Jazeker, de mens kan in één dag een huis vernietigen, maar in geen honderd dagen opbouwen. Maar wanneer hij van zijn ego afziet, het goede en het bestaan van God  aanvaard, Die de beste Leider is, van kwaad, vernietiging en van het vertrouwen in zijn ego afziet, vergeving vraagt  en een echte dienaar wordt, dan valt hij onder het geheim van het vers “…Voor diegenen wisselt Allah hun zonden  in voor goede daden…”[25:70] Zijn bekwaamheid tot oneindig kwaad verandert dan in een bekwaamheid tot oneindige  rechtschapenheid. Hij maakt zich waardig voor de verheven plaats en verhoogt zichzelf naar die plaats.
Zodoende o dwaas mens! Kijk naar de goedhartigheid en vrijgevigheid van Allah! Terwijl Hij het recht heeft om  één enkele slechte daad als duizend slechte daden te tellen en goede daden als één of helemaal niet te tellen, noteert  Hij een slechte daad als één en een goede daad als tien, soms zeventig, soms zevenhonderd of soms zelfs  zevenduizend keer een goede daad. Begrijp vanuit dit standpunt dat wanneer je die verschrikkelijke hel binnengaat,  dit een terechte straf voor je daden is. Maar wanneer je het paradijs binnen gaat, dit vanwege Zijn goedheid  gebeurt.
Het tweede punt: er zijn twee personages in de mens. Ten eerste het ego dat al zijn aandacht op dit aardse leven  richt. Ten tweede zijn hart die op het eeuwige leven is gericht.
Wat het eerste personage betreft is de mens erg zielig. Zijn rijkdom is niet meer dan zijn eigen wil. Zijn kracht is  niet meer dan een zwak uitvoeringsvermogen. In het leven is hij een vlam die snel dooft. Zijn levensjaren is een  klein moment dat snel voorbij gaat en in het bestaan een klein lichaam dat snel vergaat. Samen met deze situatie is  hij ook een zwakke, behoeftige enkeling van de talloze verschillende volkeren die over de wereld zijn verspreid.
Wat zijn tweede personage betreft en vooral de kant van zijn behoefte en zwakte die met  odsdienstoefeningen te maken hebben, heeft hij een grote rijkdom. In dit opzicht neemt hij een belangrijke plaats in. Want de Schepper  in wijsheid heeft in het spirituele van de mens een eindeloze grote behoefte en een grenzeloze grote armoede geplaatst.
Dit heeft Hij gedaan met de bedoeling dat de mens een grote spiegel kan zijn voor alle eindeloze eigenschappen van de Almachtige Barmhartige met Zijn eindeloze krachten en de Vrijgevige Rijke met Zijn eindeloze  schatten.
geen geluid