Het Drieëntwintigste Woord | Het Drieëntwintigste Woord | 16
(1-50)
Ik ging een grote stad binnen, keek om mij heen en zag dat er in die stad grote paleizen stonden. Ik keek door de poorten van sommige paleizen. Ze trokken mijn aandacht alsof ze mooie, verlichte theaters waren. Het was aantrekkelijk omdat iedereen zich daarbinnen vermaakten. Ik werd nieuwsgierig en lette goed op. Ik zag dat de Heer van het paleis naar de poort was gekomen en met de hond speelde en zo een speelkameraad voor de hond werd. De dames praatten opgewonden met vreemde knapen. Volwassen dochters hielpen de kinderen bij hun spel en de portier deed zich voor alsof hij een commandant was. Op dat moment begreep ik dat er in het paleis helemaal niemand aanwezig was. Alle hoffelijke verplichtingen werden nagelaten. Door zich zo voor de poort te gedragen was hun moraal vervallen.
Hierna ging ik verder en kwam bij een ander groot paleis. Ik zag voor de deur een trouwe hond liggen. Een grove, stevige, roerloze portier hield de wacht. Er hing een serieuze sfeer. Ik vroeg mij af hoe het kwam dat dit paleis zo was en dat andere paleis niet. Ik ging naar binnen en zag dat het er binnen goed uitzag. Het paleis had verschillende verdiepingen en de bewoners van het paleis waren allemaal met hun eigen plichten bezig. De personen op de eerste verdieping van het paleis waren bezig met het onderhoud en het beheer van het paleis. Op de verdieping erboven kregen de meisjes en kinderen les. Nog een verdieping hoger waren vrouwen bezig met mooie kunstwerken en borduurwerken. Op de bovenste verdieping was de heer met de koning in gesprek. Hij zorgde voor de rust van zijn volk en was voor zijn eigen perfectie en vooruitgang bezig met speciale en verheven opdrachten.
Omdat ze mij niet konden zien, zeiden ze niet dat het verboden was en kon ik vrij rondkijken. Hierna verliet ik het paleis en zag dat er in de hele stad dezelfde soort paleizen stonden. Ik vroeg me af waarom dit zo was en kreeg als antwoord: “De paleizen waar voor de poort een vrolijke sfeer hangt, zijn van de vooraanstaande ongelovigen en van hen die misleid zijn. De andere paleizen zijn van de oprechte vooraanstaande moslims.” Hierna kwam ik op een hoek een paleis tegen waarop ik de naam “SAID” zag. Ik werd nieuwsgierig en lette beter op. Toen leek het net alsof ik mijn gedaante zag. Ik schreeuwde van verbazing en kwam weer tot mezelf. Ik zal deze denkbeeldige gebeurtenis uitleggen. Moge Allah deze zegenen.
De stad is het sociale leven en de beschaving van de mens. Elk paleis stelt een mens voor. De bewoners van het paleis zijn de zintuigen zoals de ogen, oren, het hart, de verborgen geheimen in het hart, het verstand, de ziel, het leven, de wil, de drang tot voldoening en de drift. Alle zintuigen van de mens hebben verschillende, opgelegde Godsdienstoefeningen. Elk zintuig heeft zijn eigen plezier en leed. Zijn ego en zijn wil, de drang tot genot en zijn drift zijn als de hond en de portier. Om nu die verheven zintuigen te onderwerpen aan het ego en de lusten waardoor de eigenlijke opdrachten van deze zintuigen wordt vergeten, is zeker een verval en geen vooruitgang. Andere punten kun je er zelf uit opmaken.
Hierna ging ik verder en kwam bij een ander groot paleis. Ik zag voor de deur een trouwe hond liggen. Een grove, stevige, roerloze portier hield de wacht. Er hing een serieuze sfeer. Ik vroeg mij af hoe het kwam dat dit paleis zo was en dat andere paleis niet. Ik ging naar binnen en zag dat het er binnen goed uitzag. Het paleis had verschillende verdiepingen en de bewoners van het paleis waren allemaal met hun eigen plichten bezig. De personen op de eerste verdieping van het paleis waren bezig met het onderhoud en het beheer van het paleis. Op de verdieping erboven kregen de meisjes en kinderen les. Nog een verdieping hoger waren vrouwen bezig met mooie kunstwerken en borduurwerken. Op de bovenste verdieping was de heer met de koning in gesprek. Hij zorgde voor de rust van zijn volk en was voor zijn eigen perfectie en vooruitgang bezig met speciale en verheven opdrachten.
Omdat ze mij niet konden zien, zeiden ze niet dat het verboden was en kon ik vrij rondkijken. Hierna verliet ik het paleis en zag dat er in de hele stad dezelfde soort paleizen stonden. Ik vroeg me af waarom dit zo was en kreeg als antwoord: “De paleizen waar voor de poort een vrolijke sfeer hangt, zijn van de vooraanstaande ongelovigen en van hen die misleid zijn. De andere paleizen zijn van de oprechte vooraanstaande moslims.” Hierna kwam ik op een hoek een paleis tegen waarop ik de naam “SAID” zag. Ik werd nieuwsgierig en lette beter op. Toen leek het net alsof ik mijn gedaante zag. Ik schreeuwde van verbazing en kwam weer tot mezelf. Ik zal deze denkbeeldige gebeurtenis uitleggen. Moge Allah deze zegenen.
De stad is het sociale leven en de beschaving van de mens. Elk paleis stelt een mens voor. De bewoners van het paleis zijn de zintuigen zoals de ogen, oren, het hart, de verborgen geheimen in het hart, het verstand, de ziel, het leven, de wil, de drang tot voldoening en de drift. Alle zintuigen van de mens hebben verschillende, opgelegde Godsdienstoefeningen. Elk zintuig heeft zijn eigen plezier en leed. Zijn ego en zijn wil, de drang tot genot en zijn drift zijn als de hond en de portier. Om nu die verheven zintuigen te onderwerpen aan het ego en de lusten waardoor de eigenlijke opdrachten van deze zintuigen wordt vergeten, is zeker een verval en geen vooruitgang. Andere punten kun je er zelf uit opmaken.
geen geluid