Kleine Woorden | Kleine Woorden | 32
(1-50)

Hij  begint  met  het  openingsgebed  "de  Fatiha".  In  plaats van het loven en het bedanken van gebrekkige, behoeftige schepselen wat niet hoort en nutteloos is looft en prijst hij de Heer van de werelden, de Heer die Barmhartig, Royaal, absoluut Volmaakt en absoluut Rijk is.  

Hij groeit zodanig dat hij de uitspraak: "U alleen aanbid den wij" [Qoer'an 1: 5] mag doen. Dat wil zeggen dat hij ondanks  zijn  nietigheid,  zijn  onbeduidendheid  en  zijn  een zaamheid,  door  zijn  verbintenis  met  "de  eigenaar  van  de dag  des  oordeels"  die  de  Koning  der  eeuwigheid  is,  de graad  betreedt  van  een  verwende  gast  en  een  belangrijke dienstplichtige.  Hij  zegt:  "U  alleen  aanbidden  wij  en  U  alleen vragen wij  om  hulp." [Qoer'an  1:5],  waarmee  hij  alle diensten en verzoekingen in de grote geloofsgemeente en in

gemeenschap van het heelal, namens alle schepselen voor draagt aan God.

Door  te  zeggen:  "Leid  ons  op  het  rechte  Pad."  [Qoer'an 1:6], vraagt hij tevens om begeleid te worden naar het rech te  pad,  de  verlichte  weg  in  de  duisternis  van  de  toekomst, de weg die naar eeuwige gelukszaligheid leidt. Hij  denkt  aan  de  grootheid  van  God  de  Almachtige  aan wiens  commando  de  verborgen  zonnen  en  de  wakende sterren  net  zoals  de  slapende  planten  en  dieren  als  een soldaat onderworpen zijn. Ze zijn ieder als een lamp en een dienaar  in  Zijn  gastenhuis.  Hij  zegt  vervolgens  "Allahoe Ekber" en buigt zich voorover.

Hij denkt tevens aan de grote ter aarde werping van heel de  schepping.  Dit  gebeurt  wanneer,  net  zoals  de  slapende schepselen  van  deze  nacht,  alle  soorten  wezens  van  ieder jaar en van iedere eeuw, zelfs de aarde en de wereld allen als  een  welgeordend  leger,  als  een  gehoorzame  soldaat met  het  commando  "wees",  ontslagen  worden  van  de  we reldse  diensten  waarmee  ze  belast  waren.  Dat  wil  zeggen dat  ze,  wanneer  ze  naar  de  onzichtbare  wereld  gestuurd worden, "Allahoe ekber" zeggen en dat ze zich in een uiter ste  orde  op  het  bidkleed  der  vergankelijkheid  ter  aarde werpen. En  in  de  lente  worden  ze  weer  deels  op  dezelfde  wijze, maar  in  ieder  geval  op  een  soortgelijke  manier,  opgewekt door het "bazuingeschal der opwekking en ontwaking" dat voortkomt uit het commando "wees". Ze staan op en wijden zich  wederom  toe  aan  God  om  hem  te  dienen.  Vol  van verwondering en liefde, in een eervolle nederigheid, in een nietigheid  die  vermengd  is  met  onsterfelijkheid  werpt  de kleine mens zich op dezelfde wijze, hen navolgend en "Al lahoe  Ekber"  zeggend  ter  aarde  voor  het  hof  van  de  vol maakte, barmhartige, schone, genadige God. Als het ware

stijgt hij spiritueel. Natuurlijk heb je begrepen wat voor een mooie, fijne, ho ge, eervolle en aangename, redelijke en geschikte taak, een dienst,  een  dienaarschap  en  een  krachtige  waarheid  het verrichten van het nachtgebed met een dergelijke betekenis, inhoudt.

Omdat elk van deze vijf tijden naar een grote verandering verwijzen, tekenen voor omvangrijke goddelijke werken zijn en kenmerkend zijn voor de gehele goddelijke giften, is de vaststelling van het verplichte gebed op deze tijdstippen dus zeer wijs.  

O  Allah,  laat  zegeningen  en  vrede  neerdalen  op  de  per soon die U als leraar naar Uw dienaren heeft gestuurd, op dat  hij  hen  kon  leren  hoe  ze  U  kunnen  leren  kennen  en  U kunnen dienen. Laat zegeningen en vrede neerdalen op hem die  de  schatten  van  Uw  Namen  bekendmaakt,  de  tekenen  van  het  boek  van  Uw  schepping  vertaalt  en  door  zijn  die naarschap  een  spiegel  is  voor  Uw  schone  heerschappij.  En laat Uw zegeningen en vrede neerdalen op heel zijn familie en op al zijn metgezellen. En wees ons en de gelovige man nen  en  vrouwen  genadig.  Amen  O  meest  Barmhartige  onder de barmhartigen.

geen geluid