De weg van polytheïsme, dwaling, zonden en bevrediging van egoïstische lusten maakt de mens eindeloos laaghartig. Het legt in een eindeloos leed onweegbaar zware lasten op de zwakke en machteloze schouders van de mens. Want wanneer de mens de rechtvaardige Heer niet kent en niet op Hem vertrouwt, dan wordt de mens een verdrietig en leedvol sterfelijk dier die uitermate arm, zwak en machteloos is, eindeloze behoeftes heeft en aan talloze beproevingen wordt blootgesteld. Hij zal steeds de pijn proeven die ontstaat wanneer hij wordt gescheiden van al zijn vrienden en al zijn spullen waaraan hij was gebonden. Uiteindelijk zal hij ook zelf al zijn overgebleven vrienden in een pijnlijke scheiding achterlaten en in zijn eentje de duisternis van het graf binnengaan. En tevens zal de erg kleine wil, de beetje kracht, het korte leven, de beetje levensduur en zijn tekortschietend verstand, die hij tijdens zijn leven allemaal ter beschikking heeft, in eindeloze smart en leed zonder nut voorbijgaan. De talloze wensen en doelen waarvoor hij werkt zal geen vruchten afwerpen en zal voor niets geweest zijn. Terwijl hij de lasten van zijn eigen lichaam niet kan dragen, draagt hij de lasten van deze wereld op zijn zwakke rug en hoofd. Nog voordat hij de hel binnengaat, moet hij de straf van de hel zien te verdragen.
Jazeker, om dit pijnlijke leed en deze vreselijke, geestelijke ramp niet te voelen gaan de dwalende zich bezuipen in Godvergetenheid. Dit is alleen maar een soort uitschakeling van de gevoelens. Ze merken er zo tijdelijk niets van, maar wanneer hij het wel voelt, oftewel op het moment dat hij het graf nadert, voelt hij het ineens. Want wanneer hij geen echte dienaar van de Rechtvaardige God is, zal hij denken dat hij zichzelf bezit. Terwijl hij met zijn wil en zijn klein beetje kracht zijn eigen lichaam in deze stormachtige wereld niet eens kan onderhouden.
Hij ziet alle materie in zijn leven van gevaarlijke bacteriën tot aan aardbevingen als duizenden soorten vijanden die het op zijn leven hebben gemunt. Hij zal altijd met vreselijke angst tegen de deur van het graf aankijken. En doordat hij met zijn hart met de mensheid en de wereld betrokken is en de wereld en de mensheid niet toekent aan een Alwijze, Alwetende, Almachtige, Barmhartige en Vrijgevig Wezen, maar aan toeval en natuur zal de toestand waarin de wereld en het volk zich bevindt hem voortdurend teisteren. Samen met zijn eigen zorgen neemt hij ook de zorgen van de mensheid op zich. De aardbevingen, vreselijke ziektes, stormen, armoede, sterfelijkheid en ondergang van deze wereld zal hem als een erg teisterende en duistere straffing voorkomen en hem pijnigen.
En iemand die in zo'n situatie terecht is gekomen verdient geen medelijden en barmhartigheid. Want hij heeft er zelf voor gezorgd dat hij in deze verschrikkelijke situatie is beland. Zoals in het achtste woord, de vergelijking van de toestand van de twee vrienden die in een ravijn zijn gevallen, is gezegd: "Als iemand geen genoegen neemt met het reine, zoete, vrome, fijne en toegestane plezier in een mooie tuin, tijdens een gastmaal, tussen de vrienden, maar voor verboden en vies plezier kiest, vieze wijn drinkt, dronken raakt en denkt dat hij midden in een winter, op een vieze plaats tussen de beesten zit en hierdoor rilt en schreeuwt, verdient helemaal geen medelijden… Want zijn vrome en gezegende vrienden ziet hij als beesten en beledigt ze. De lekkere gerechten en schone borden op die gastmaal ziet hij als vuile en smerige borden en begint ze te breken. De belangrijke boeken en betekenisvolle brieven op die bijeenkomst ziet hij als betekenisloze, waardeloze handwerken die hij kapot scheurt en onder zijn voeten vertrapt en ga zo maar door… Zo'n persoon verdient geen medelijden, maar een pak slaag.