Leıdraad Voor De Jongeren | Leıdraad Voor De Jongeren | 80
(1-400)

Wanneer de band wordt verbroken en on­geloof zich in het hart van de mens nestelt, vallen alle betekenisvolle Goddelijke namen in het duister en worden ze onleesbaar. Want wanneer de Kunstenaar wordt vergeten, zijn de geestelijke kanten die naar de Kun­stenaar verwijzen, ook niet te begrijpen. Zo iemand valt als het ware met zijn gezicht op de grond. De meest bete­kenis­vol­le, prachtige kunstwerken en de geestelij­ke, hoogwaar­dige schoonheden zullen zich verber­gen. Dat deel dat achter­blijft en met het blote oog te zien is zal worden toege­kend aan natuur, toeval en eenvoudige oorzaken. Hierdoor zal het uiteinde­lijk ook zwijgen. Ter­wijl elk kunstwerk een stralende diamant is, wordt het een dof stuk glas. Zijn waarde bestaat dan alleen uit het materiaal van een dier.

Wij vertelden al dat de vrucht, het doel van onze menselijkheid een leven is in een situatie waarin men het zwakste, behoef­tig­ste en zieligste dier is dat alleen maar een kort, voorbijgaand en teneinde lopend leven leidt. Kijk! Ongeloof maakt de mens doelloos en verandert deze diamanten in kool.

Het tweede punt: geloof is verlichting. Hiermee kunnen de brieven van de Onafhankelijke gelezen worden. Het verlicht zelfs het bestaan en redt het verleden en de toe­komst van duisternis. We zullen dit geheim toelichten met een voorbeeld, een gebeurtenis die ik in de Qur’anvers

heb gezien. Het is als volgt.

In een denkbeeldig verhaal zag ik twee grote bergen die tegenover elkaar stonden. Van de ene naar de andere berg liep een machtige brug. Onder de brug lag een erg diep ravijn. Ik bevond mij op de brug. De wereld en alles erom heen was donker en een duisternis had alles bedekt. Ik keek naar rechts en zag een verschrikkelijk, in duis­ternis gehuld, groot graf, oftewel dat ver­beeldde ik me. Ik keek naar links en het leek net alsof ik verschrikkelijke, duistere golven, grote stormen, lawaai en onheil zag. Ik keek onder de brug naar beneden en dacht een erg diep ravijn te zien. In deze verschrikkelijke duisternis had ik alleen maar een lantaarn, ik deed deze aan, keek met zijn beetje licht om mij heen en zag een erg beang­stigende situatie. Voor mij, aan het begin van de brug en om de brug heen waren zulke schrikwekkende dra­ken, leeu­wen en wilde beesten te zien dat ik wenste dat ik deze lantaarn niet had zodat ik deze nachtmerrie niet zou zien. Waar ik de lantaarn ook naar toe hield, overal was een dergelijke verschrikking te zien. “Verschrikkelijk! Deze lantaarn veroorzaakt mijn moeilijkhe­den”, zei ik en agressief gooide ik hem op de grond kapot. En het was net alsof ik door hem kapot te gooien op een elektrische schakelaar van een machtige lamp drukte die de hele wereld verlichtte, want opeens verdween die duisternis. Alles werd met het licht van die lamp gevuld en liet zijn werkelijk ui­terlijk zien.

Ik zag dat de brug een pad was in een prachtig landschap, op een prach­tige plaats en het grote graf dat ik rechts van mij zag was een mooie plaats met groene tuinen waar verlichte mensen in een trouwe heer­schappij bijeen­komsten voor Godsdienstoefening, Godsbegrip, gezel­lig gesprek en Godherdenking hielden. En de ravijnen en berg­toppen links van mij, die ik voor storm en onheil hield, kwamen in mijn gedachten op als bergen waarachter versier­de, vrolijke en verleidelijk grote gebieden liggen waar gast­malen worden aangeboden, prachtige zaken te zien zijn en waar overal van te genieten is. En de dieren die ik voor ver­schrikke­lijke beesten en draken hield, ble­ken tamme dieren te zijn zoals kamelen, koeien, schapen en geiten.

geen geluid