Leıdraad Voor De Jongeren | Leıdraad Voor De Jongeren | 81
(1-400)

Ik zei: en las het Qur’an vers waarna ik uit die gebeurtenis verdween.

De twee bergen staan voor het begin en het einde van het leven. Oftewel zij stellen deze wereld en de wacht­wereld voor (de wereld waarin de zielen van de overledenen wachten op de dag van de opstanding). De brug is de weg van het leven. De rechter­zijde staat voor het verleden en de linkerzijde voor de toekomst. De lan­taarn is het egoïstische, eigenwijze ego van de mens dat niet naar de hemelse openbarin­gen luistert. De dingen die als beesten voorkwamen zijn de rare gebeurtenissen van deze wereld en haar rare schep­selen.

De persoon die zijn ego ver­trouwt, in de duisternis van zijn onwetendheid valt, verzot is op de duisternis van zijn dwaling is te vergelijken met mijn eerste situatie in het verhaal. Hij ziet met zijn dwalende en gebrekkige kennis, die te vergelijken is met de lantaarn, het verleden als een groot graf en een duisternis die met non-existentie vermengd is. De toekomst is voor hem een stormachtige, gruwelijke plaats die van toe­valligheden afhankelijk is. Terwijl elke ge­beurtenis en elk schepsel een kleine ambtenaar van de Alwijze Barmhartige is, ziet hij ze als een gevaarlijk beest en komt in een si­tuatie terecht die in het vers wordt uitgedrukt. Wanneer de Goddelijke rechtleiding te hulp komt, geloof het hart binnen stroomt, de koppigheid van zijn ego breekt en er naar het boek van God wordt geluis­terd lijkt hij op mijn tweede situatie in het verhaal. In dit geval wordt het bestaan opeens helder en vervult zich met het Goddelijke licht. Het be­staan leest het vers waardoor hij ziet dat het verleden geen groot graf is.

Met het oog van zijn hart ziet hij elke eeuw als een heerschappij van een profeet of heilige, in wie reine zielen hun opgaven om Allah te aanbidden, vervullen. Daarna ein­digt hun opdracht in deze wereld en vliegen ze roepend: “Allah is groot”, naar de plaats die hen staat te wach­ten. Achter de veranderingen van de tussen­wereld en het hiernamaals ziet hij met het licht van zijn geloof in de verte links van hem een gastmaal van de Barmhartige die in de tuinen van het paradijs, in het paleis van geluk is opgesteld. Hij begrijpt nu dat gebeurte­nissen zoals storm, aardbevingen en wervel­winden onder­danige ambtenaren zijn. En hij ziet dat gebeurte­nissen in het begin van de lente zoals storm en regenbuien angstaanjagend lijken, maar in werkelijkheid erg plezierige opgaven ver­vullen. Zelfs de dood ziet hij als het begin van een eeuwig leven en het graf als de deur die er naartoe leidt. Andere punten kun je zelf vergelijken. Pas de werkelijk­heid maar toe op het voorbeeld...
    Het derde punt: geloof is licht en kracht. Voorzeker kan iemand die het ech­te geloof in handen heeft het hele bestaan uitdagen. En afhankelijk van de overtuiging in zijn geloof wordt hij van kwellende gebeurtenissen gered. Hij zegt: “Ik vertrouw op Allah” en reist op het schip van deze wereld met absolute veiligheid op de golven van de gebeurte­nissen. Hij geeft zijn hele last in de krachtige hand van de Absoluut Krachtige in vertrouwen en reist zonder moeite van deze wereld naar de tussenwereld, waar hij uitrust. Daarna vliegt hij naar het paradijs om het eeuwige geluk binnen te gaan. Maar als hij het werk niet toever­trouwt aan iemand anders, zal de last van deze wereld hem niet laten vliegen, maar hem naar de ondergang trekken. Dit betekent dus dat geloof eenheid, eenheid overgave, over­gave toevertrouwen, toevertrouwen het dubbe­le geluk vereist. Maar begrijp dit niet verkeerd. Toevertrouwen betekent niet dat men de oorzaken helemaal buiten beschou­wing moet laten. De wijsheid achter de oorzaken is dat we weten en erkennen dat deze een sluier voor de krachtige hand van God zijn. En dat we ac­cepteren dat we door deze oorzaken te gebruiken met onze daden een smeekgebed ver­rich­ten. En dat we de oorzaken alleen maar van Allah wensen en het resultaat bij Allah ligt en wij Hem er dankbaar voor zijn.

geen geluid