Ik zei: en las het Qur’an vers waarna ik uit die gebeurtenis verdween.
De twee bergen staan voor het begin en het einde van het leven. Oftewel zij stellen deze wereld en de wachtwereld voor (de wereld waarin de zielen van de overledenen wachten op de dag van de opstanding). De brug is de weg van het leven. De rechterzijde staat voor het verleden en de linkerzijde voor de toekomst. De lantaarn is het egoïstische, eigenwijze ego van de mens dat niet naar de hemelse openbaringen luistert. De dingen die als beesten voorkwamen zijn de rare gebeurtenissen van deze wereld en haar rare schepselen.
De persoon die zijn ego vertrouwt, in de duisternis van zijn onwetendheid valt, verzot is op de duisternis van zijn dwaling is te vergelijken met mijn eerste situatie in het verhaal. Hij ziet met zijn dwalende en gebrekkige kennis, die te vergelijken is met de lantaarn, het verleden als een groot graf en een duisternis die met non-existentie vermengd is. De toekomst is voor hem een stormachtige, gruwelijke plaats die van toevalligheden afhankelijk is. Terwijl elke gebeurtenis en elk schepsel een kleine ambtenaar van de Alwijze Barmhartige is, ziet hij ze als een gevaarlijk beest en komt in een situatie terecht die in het vers wordt uitgedrukt. Wanneer de Goddelijke rechtleiding te hulp komt, geloof het hart binnen stroomt, de koppigheid van zijn ego breekt en er naar het boek van God wordt geluisterd lijkt hij op mijn tweede situatie in het verhaal. In dit geval wordt het bestaan opeens helder en vervult zich met het Goddelijke licht. Het bestaan leest het vers waardoor hij ziet dat het verleden geen groot graf is.
Met het oog van zijn hart ziet hij elke eeuw als een heerschappij van een profeet of heilige, in wie reine zielen hun opgaven om Allah te aanbidden, vervullen. Daarna eindigt hun opdracht in deze wereld en vliegen ze roepend: “Allah is groot”, naar de plaats die hen staat te wachten. Achter de veranderingen van de tussenwereld en het hiernamaals ziet hij met het licht van zijn geloof in de verte links van hem een gastmaal van de Barmhartige die in de tuinen van het paradijs, in het paleis van geluk is opgesteld. Hij begrijpt nu dat gebeurtenissen zoals storm, aardbevingen en wervelwinden onderdanige ambtenaren zijn. En hij ziet dat gebeurtenissen in het begin van de lente zoals storm en regenbuien angstaanjagend lijken, maar in werkelijkheid erg plezierige opgaven vervullen. Zelfs de dood ziet hij als het begin van een eeuwig leven en het graf als de deur die er naartoe leidt. Andere punten kun je zelf vergelijken. Pas de werkelijkheid maar toe op het voorbeeld...
Het derde punt: geloof is licht en kracht. Voorzeker kan iemand die het echte geloof in handen heeft het hele bestaan uitdagen. En afhankelijk van de overtuiging in zijn geloof wordt hij van kwellende gebeurtenissen gered. Hij zegt: “Ik vertrouw op Allah” en reist op het schip van deze wereld met absolute veiligheid op de golven van de gebeurtenissen. Hij geeft zijn hele last in de krachtige hand van de Absoluut Krachtige in vertrouwen en reist zonder moeite van deze wereld naar de tussenwereld, waar hij uitrust. Daarna vliegt hij naar het paradijs om het eeuwige geluk binnen te gaan. Maar als hij het werk niet toevertrouwt aan iemand anders, zal de last van deze wereld hem niet laten vliegen, maar hem naar de ondergang trekken. Dit betekent dus dat geloof eenheid, eenheid overgave, overgave toevertrouwen, toevertrouwen het dubbele geluk vereist. Maar begrijp dit niet verkeerd. Toevertrouwen betekent niet dat men de oorzaken helemaal buiten beschouwing moet laten. De wijsheid achter de oorzaken is dat we weten en erkennen dat deze een sluier voor de krachtige hand van God zijn. En dat we accepteren dat we door deze oorzaken te gebruiken met onze daden een smeekgebed verrichten. En dat we de oorzaken alleen maar van Allah wensen en het resultaat bij Allah ligt en wij Hem er dankbaar voor zijn.