Na de bezetting van Istanbul door de Britten, begon Bedi-üzzaman een hevige en beledigende opstand die in het kort terug te vinden is in zijn werk: de Zes Stappen (Hutuvat-ı Sitte). Als de Britten hem gevangen zouden nemen, zouden zij hem executeren, maar hij werd gered door de gunst van Allah.
In deze periode werd het parlement van Ankara opgericht. Deze nodigde Bediüzzaman uit om naar Ankara te komen. Hij ging in op de uitnodiging en vertrok naar Ankara. In het Parlement werd hij officieel ontvangen en werd
hem verzocht als imam de gebeden te leiden. Hij ging voor in het gebed, maar zag dat de meeste afgevaardigden in het Parlement niet de verplichte gebeden verrichtten. Het was alsof ze, uit liefde voor alles wat van Europa komt, vervreemdden van de Islam. Ter bezinning publiceerde Bediüzzaman een brochure. Bediüzzaman werd aangeboden om als afgevaardigde in het Parlement te komen. Men stelde hem een lidmaatschap voor in het Directoraat van Godsdienstige Zaken en een aanstelling als Algemene Preker in het Oosten in de plaats van Sjeik Sanusi. Ook werd hem een villa toegezegd. Maar Bediüzzaman ging niet in op al deze aantrekkelijke voorstellen. Hij zag namelijk dat de personen, zoals voorspeld in een uitspraak van de profeet, verschenen waren en volgde daarom de aanbeveling van de profeet: "Als u in die tijd leeft, zullen zij niet overwonnen worden door middel van politiek; zij zullen slechts overwonnen worden met het licht van de Qur'an en het geestelijke zwaard van de wonderen van de Qur'an." Hierop nam Bediüzzaman de trein naar Van. Hij trok zich terug in een grot bij de bron van de rivier Zernabad op de hellingen bij de berg Erek.