Ze lijken op elkaar en ze roepen elkaar bij de mens in gedachte op. Als voorbeeld: Met een paar voorbeelden zullen we dit verduidelijken. De tijd tussen schemertijd en zonsopgang (fadjr) lijkt op en doet denken aan het begin van de lente, het moment dat de mens in de baarmoeder terechtkomt, de eerste dag van de schepping in zes dagen. Het doet ons herinneren aan de goddelijke invloed hierop. De middagtijd (zuhr) lijkt op en verwijst naar het hoogtepunt van de zomer, de jeugd en het tijdperk van de schepping van de mensheid in de levensloop van de wereld. Het roept de verschijning van Gods barmhartigheid en Zijn gunsten hierin in gedachte op. De namiddagtijd (asr) lijkt op de herfst, de ouderdom en de gelukszalige eeuw van de laatste profeet (vzmh) van de eindtijd. De goddelijke invloed hierop en de barmhartige gunsten van God worden in gedachte opgeroepen. De avondtijd (magrib) maakt de mensen bewust van de Majesteitelijke manifestatie van God door ze te herinneren aan de ondergang van heel veel schepselen aan het einde van de herfst, aan het overlijden van de mensen en aan de verwoesting van de wereld aan het begin van zijn ondergang. Het vermaant de mensen en wekt ze uit hun slaap. De nachttijd (isja) wekt bij de mens de volgende gedachten op: De wereld der duisternis bedekt met zijn zwarte lijkwade alle werken van de ochtend, en de winter bedekt met zijn witte lijkwade het gezicht van de dode aarde. Zelfs de achtergelaten sporen van de mensen die overlijden zullen vergaan en in vergetelheid raken. En de wereld die een plaats van beproeving is, zal op den duur definitief sluiten. Op deze wijze worden in deze tijd, de isja tijd, de machtige werken van de verheven Majesteit aan iedereen verkondigd.
De middernachttijd herinnert de mens aan de winter, het graf en aan het leven in de tussenwereld en vermaant hiermee hoezeer de geest van de mens behoefte heeft aan de genade van de Barmhartige. Het laat ons weten wat voor een onmisbare verlichting het middernachtgebed (de teheccud 13) in de nacht van het graf en in de duisternis van de tussenwereld zal zijn. Door ons bewust te maken van de ontelbare giften van de Ware Schenker in al deze veranderingen, verkondigt de nachttijd ons in welke mate Hij recht heeft op dankbetuiging en lofuitingen. De tweede ochtend doet ons denken aan de ochtend van de wederopstanding. Werkelijk, zoals het redelijk, nodig en zeker is dat deze nacht zal voorgaan aan de ochtend en deze winter aan de zomer, zo zeker is het ook dat de ochtend van de wederopstanding en de lente van de tussenwereld zal aanbreken.
Dus zoals een ieder van deze vijf tijden het begin van een grote verandering is en grote veranderingen in gedachte brengt, doet het ons eveneens herinneren aan "de wonde ren van de Kracht" en "de geschenken van de Barmhartigheid" met betrekking tot ieder jaar, eeuw en tijdperk door middel van de grootse dagelijkse werken van "de soeverei ne Kracht". Dus het opgedragen gebed, dat de plicht van de schepping, de basis van het dienaarschap en een zekere verplichting aan God is, is op deze tijden het meest gepast en het meest geschikt.
VIJFDE PUNT: De mens is, vanuit zijn aard, zeer zwak, terwijl alles zijn rust verstoort, hem verdriet bezorgt en pijnigt. Tevens is hij heel machteloos, terwijl hij veel tegen Het gebed dat verricht wordt nadat de nacht half verstreken is.